Geologie gaat over de grote processen die de aarde tijdens miljoenen jaren hebben gevormd.
De geologische geschiedenis van een klein gebied tussen ’s-Hertogenbosch en Vught (fort Isabella en de Gement) hangt samen met en is beïnvloed door de geologische geschiedenis van een veel groter gebied rondom ’s-Hertogenbosch en van de provincie Noord-Brabant.
De Gement maakte deel uit van de waterbeheersing rondom ’s-Hertogenbosch is moet dus ook in een groter geheel worden gezien.
Bewegingen en afzettingen
Door bewegingen in de aardkorst ontstaan scheuren en schollen. De aardkorstschollen worden door tektonische processen omhoog of omlaag gedrukt. Een dalende schol vormt een slenk.
’s-Hertogenbosch ligt voor een deel op de zo gevormde Roerdalslenk die ook wel Centrale slenk wordt genoemd.
De Roerdalslenk is sinds het late Oliogoceen (25 miljoen jaar geleden) actief. De bodem daalde met ca. 2 km. Door de afzetting van sedimenten door rivieren en door windafzettingen werd de bodem opgehoogd en de bodemdaling gecompenseerd.
Op deze kaart zijn duidelijk de breuklijnen te zien in Brabant en Limburg.
In het begin van het Mioceen ( dat duurde van 23 tot 5,3 miljoen jaar geleden) overstroomt de zee de slenk en bijna geheel Nederland. Brabant komt hierdoor onder de zeespiegel te liggen.
In het Plioceen (5,3-1,8 miljoen jaar geleden) kwamen door bodembewegingen de Ardennen, Eifel en het Sauerland omhoog en daalde de Noordzeebodem. Met het toenemende verval werden door de Rijn en Maas zand en grind aangevoerd waardoor de Roerdalslenk verder werd gevuld. Ook wordt de Noordzee teruggedrongen en de kustlijn schijft naar het westen op.
Het resultaat van deze processen is dat de bodemdaling aan het Noordwesten van ’s-Hertogenbosch het grootst is. Zo loopt de bodem van Brabant van het zuiden naar het noorden af van 35 m. naar 2,5 m boven NAP. De Gement, met de Honderd Morgen, ligt op 3 á 2,7 m. boven NAP.
IJstijden
In het Pleistoceen 1,8 miljoen tot 11.000 jaar geleden wisselen warme (interglaciale)perioden en de ijstijden elkaar af.
Tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien 115.00 tot 10.000 jaar geleden) was veel water opgeslagen in gletsjers. Hierdoor was de Noordzee drooggevallen. De bodem en het grondwater zijn bevroren. Er is weinig begroeiing. Nederland en in Brabant liggen in een poolwoestijn. Doordat er over de niet begroeide bodem een straffe poolwind waait worden de in vroegere perioden opgebouwde sedimentlagen van de Noordzeebodem weggeblazen en als dekzand en löss verspreid. In Brabant worden 4 grote dekzandruggen afgezet. Een van deze dekzandruggen loopt van Geertruidenberg tot aan Herpen bij Oss. Hiermee ligt de zandrug (van zuidwest naar noordoost) dwars op de richting van de bodemdaling die van zuid naar noord loopt.
Donken
De bodem van Brabant loopt af van zuid naar noord. De beken en riviertjes, zoals de Dommel en de AA bij ‘s-Hertogenbosch, lopen daardoor ook van zuid naar noord. Door de ligging van de dekzandrug was de afwatering slecht of kon het water niet wegstromen. Hierdoor ontstonden er moerassen en vormde zich veen. (Het veen is later afgegraven). Uiteindelijk breken de beken en riviertjes door de zandrug heen en kunnen afwateren op de Maas. Delen van de dekzandrug spoelen hierdoor weg. De restanten van de dekzandrug vormen hoogten ten opzichte van het omringende lage land en worden donken genoemd. ’s-Hertogenbosch is op een donk gebouwd en ook fort Isabella lag op een verhoging t.o.v. het omringende land zoals de Gement met de Honderd Morgen.

Bij ’s-Hertogenbosch stroomden de Dommel en de AA samen, braken door de dekzandrug en stroomden als de Dieze in de Maas.
Overlaaten
Als ’s-Winters de Maas te kampen had met hoog water stroomde de Maas bij Beers (bij Grave) over. Daardoor vormde zich vanaf de 18e eeuw bijna jaarlijks een tweede Maasstroom, de z.g. Beerse Maas.
De Beerse Maas en de gebieden die bij hoogwater onder water stonden.
De Beerse Maas stroomde naar ’s-Hertogenbosch en monde daar uit in de Dieze om vervolgens naar de Maas te worden afgevoerd. Als er onvoldoende water kon worden afgevoerd en bij hoge waterstanden van de Dommel en de AA stoomde het water via de Bossche Broek, de Gement en de Moerputten bij de Bokhovense Overlaat en vanaf 1766 bij de Baardwijkse Overlaat de Maas in. Dit systeem van overlaten had tot gevolg dat de gebieden rondom ’s-Hertogenbosch gebruikt werden voor berging van overtollig water en (jaarlijks) onder water liepen waardoor steeds een dun kleilaagje werd afgezet. De hierdoor ontstane deklaag is (en wordt) bij de ontwikkeling van de Honderd Morgen tot natuurgebied afgegraven tot op het zand.
Bestrijding van de wateroverlast
Om de wateroverlast rondom ’s-Hertogenbosch te bestrijden is tussen 1907 en 1911 het Drongelens kanaal gegraven. Hierdoor kon overtollig water van de Dommel worden afgevoerd naar de Maas bij Drongelen.
Tevens werd het systeem van overlaten opgegeven. In 1942 werd de Beerse Overlaat gedicht. Vanaf toen was het afgelopen met de wateroverlast. Zij het dat in uitzonderlijke gevallen er nog sprake van overstromingen is zoals in 1995.
Bodemkaart
In de bodemkaart van de Gement wordt de geologische ontwikkelingen weerspiegeld.

Bodemkaart van de Gement
In de ondergrond zijn duidelijk de restanten van de dekzandrug herkenbaar. Aangegeven met geel . Het lager gelegen terrein, dat vroeger overstroomde en waar klei is afgezet, is met groen aangegeven. Het laagste deel van de Gement, de Moerputten waar in het verleden veen is gevormd is met blauw aangegeven. Zo geven de kleuren, van geel naar blauw, het bodenverloop van hoog naar laag weer.
Bronnen
Internet; Roerdalslenk
Internet; Peelrandbreuk
Internet; Geologie van Nederland
Internet; Midden-Brabantse dekzandrug
Internet; Geschiedenis van ’s-Hertogenbosch
Internet; Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek – gebiedsbeschrijving
Internet; Brabant waterland – watersystemen in beeld
Internet; Water en cultuurhistorie van A tot Z
Geologie en waterhuishouding rond ’s-Hertogenbosch