Wandelingen door Nederland met pen en potlood. Deel 6 (1882)–Jacobus Craandijk, p. 166 - 167
Geraadpleegd via DBNL (Koninklijke Bibliotheek): https://www.dbnl.org/tekst/craa001wand06_01/craa001wand06_01_0003.php
De zomer was intusschen voorbij gegaan; de herfst had plaats gemaakt voor den winter - den voor Brabant zoo noodlottigen winter van 1880/81 - en de winter was vervangen door wat men ten onzent lente noemt. Die pasgeboren lente heeft nog alle herinneringen aan het barre jaargetijde behouden. Nu en dan stuift een digte sneeuwjagt over de velden; kletterende hagelsteenen wisselen de sneeuwvlokken af; dan weêr breekt de grillige voorjaarszon door; onder alles snijdt de gure wind tot in 't gebeente. De spoorwegdijk loopt door een meer. Onmiddellijk achter 't station van den Bosch strekt zich een onafzienbare watervlakte uit, waaruit in de verte het torentje van Vlijmen oprijst en waarin eenige landwegen verdwijnen. De gansche groene vlakte, waarover dezen zomer ons oog weidde, ligt onder de golven, die het ongelukkige Nieuwkuik hebben verwoest. De dorpen daarginds zijn alleen met een schuitje, of over land slechts langs een' grooten omweg te bereiken.
Over Nieuwkuijk in 1880: https://www.brabantserfgoed.nl/page/11163/de-watersnoodramp-van-nieuwkuijk-in-1880.en https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/RP-P-1921-2190. Het gaat hier om een doorbraak van het water van de Beerse Maas dat ten zuiden van de Heidijk stroomde. Nu is daar het "Nieuwe Wiel".